BCG-vaccinatie

Kleine kinderen kunnen erg ziek worden van tuberculose. Daarom worden zij in landen waar tbc veel voorkomt gevaccineerd. Ook in Nederland worden kinderen van ouders die uit een land komen waar veel tuberculose voorkomt gevaccineerd. BCG-vaccinatie kan al op heel jonge leeftijd worden gegeven samen met andere vaccinaties.

Bij een BCG-vaccinatie wordt er in de huid van de linker bovenarm een klein beetje vloeistof met verzwakte tuberculose-bacteriën gespoten. Op de plaats van de vaccinatie kan na 4 tot 8 weken een zweertje ontstaan. Daar kan wat vocht of pus uitkomen. Je kunt het zweertje afdekken met een droog gaasje. Als het geneest, ontstaat er een klein litteken.

Na de vaccinatie duurt het ongeveer 6 tot 8 weken voordat je afweer tegen tuberculose hebt opgebouwd. Meer informatie over de BCG-vaccinatie is te vinden in de folder vaccinatie tegen tuberculose. 

Voor de BCG-vaccinatie wordt vaak eerst een tuberculinehuidtest (Mantouxtest) gedaan. Deze test laat zien of het lichaam al afweer tegen tuberculose heeft. Is er al afweer aanwezig? Dan is er mogelijk eerder een BCG-vaccinatie gegeven of is er contact geweest met de tuberculosebacterie. In dat geval is een nieuwe BCG-vaccinatie niet nodig.